Nederlandse steden zoals Amsterdam ontstonden in de late middeleeuwen nadat rijke koopmansfamilies met hun financiële bijdrage aan de oorlogen van de adel, stadsrechten verwierven en vervolgens vanuit hun midden het bestuur van die steden konden opeisen: De Regenten. In ruil voor verdere steun aan de adel en koning kregen de steden steeds meer privileges en zelfstandigheid.
En daarmee werden de rijke regenten families steeds machtiger.
Dit werd in stand gehouden door de heersende gedachte onder de stedelingen dat de bestuurders moesten voortkomen uit de slimste en rijkste klasse. Maar bovenal lieten de regenten zich door niemand iets vertellen. De regenten waren de heersers over hun eigen koninkrijkjes waar de koning en adel niet meer omheen konden.
Die welvaart en voorspoed van deze families komt goed tot zijn recht in de geweldige voorstellingen op onze glas en loodramen.